Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [2]Juda treurt en haar [3]poorten zijn [4]verzwakt; zij zijn in het [5]zwart gekleed ter aarde toe, en Jeruzalems geschrei [6]klimt op. 2. Dat is, het volk, of het land Juda; Hij spreekt hier van Juda, als van ene vrouw. 3. Dat is, steden, en voorts de inwoners, of de rechters en het volk, dat in de poorten placht bijeen te komen. Zie Gen.22:17. 4. Of, flauw, amechtig geworden. 5. Of, liggen ter aarde in het zwart, tot teken van rouw; zie Job 5:11, en Ps.35:14. 6. Neemt toe, wordt groter en groter, vanwege de grote ellende, die men overal in het land ziet, overmits droogte en gebrek bij groten en kleinen, gelijk volgt.